Bezoekersteller

De laatste 5 artikelen

woensdag 30 november 2011

Duiven, duiven. God beware ze voor Spanjoolsche kogels!



In het provinviestadje Leyden is veel veranderd, net als in de gehele Lage landen. Zeker op het gebied van communicatie. Dit stukje gaat over duiven en internet, over 1574 en het begin van de eenentwintigste eeuw. Hoe kwam de Leyenaar in contact met de buitenwereld?

In het jaar 2001 zat ik in Leiden achter mijn pc, thuis en op mijn werk. Regelmatig hoorde ik een piepje en was er weer een berichtje in mijn MSN: weer die G. uit Enschede! Spannend, e-mail en MSN, de navelstreng tussen Leiden en de wereld.

In 1574 werd Leiden belegerd door de Spanjaarden. De Leyenaars barstten van de honger. Burgemeester Van der Werf bood de opstandige burgers aan dan maar zijn arm op te eten. Het Leids Ontzet zat er gelukkig al aan te komen, de Watergeuzen kwamen er aan. In de bittere ellende gloorde er hoop.

Op de achtste mei 1574 leek er antwoord te komen op de wanhopige brieven naar buiten. De arme burgerij keek omhoog. Men riep:

“Duiven, duiven!” “God beware ze voor Spanjoolsche kogels!” bidt menigeen. De gevleugelde boodschapsters gieren en zwieren boven de stad."

Er was nog geen spannende e-mail, van MSN’en had nog niemand gehoord. Er is veel veranderd!


(bron: De Navorscher 1851)




dinsdag 29 november 2011

Over pantoffels, pantoffelhelden en pantoffelparades

Gisteren kocht in het Duitse plaatsje Gronau een paar pantoffels. Ja ja,  Ariërs hebben niet alleen blond haar, blauwe ogen en een goddelijk naakt torso, maar sommige Ariers hebben 's avonds koude voeten en behoeven ook een paar warme pantoffels. Onder de Germaanse strijders bevinden zich ook ongetwijfeld pantoffelhelden.
Of ik ook een pantoffelheld ben, laat ik geheel aan het oordeel mijner vrouw over. Doch ik denk dat zij mild zal oordelen: niet elke pantoffeldrager is meteen een pantoffelheld.

Mijn oude pantoffels - type geruit en gevilt (van vilt gemaakt, gevild is wat anders)- zijn overgegaan op het eigendomsrecht van mijn oude schoonvader. Hij wees naar de mijne en riep (hij is hardhorend): Die wil ik ook! Staande deze uitroep, kreeg hij de mijne in de schoot geworpen, want hij gaat never in zijn eentje op pantoffeljacht.


Ik heb het nog geprobeerd met Spaansche Muilen. Dat zijn van die low budget-ondingen die ik altijd een voor een verlies als ik de trap nederdaal.


Gisteren stiet ik op het oude woord 'pantoffelparade' (las het in de Navorscher- ca. 1851).
Ik kende het woord niet, maar nu wel. In landen rondom de MiddellandseZee placht men de toekomstige partner te zoeken op een zekere plaats (een boulevard bijv.) op een zekere tijd. Er waren nog geen dating sites. In Nederland bestaat ook al eeuwenlang de pantoffelparade, de huwelijksmarkt. Flaneren om te zien en om gezien te worden.

Voorbeelden:
In Katwijk aan Zee weet iedereen dat als je op zondagmiddag (tussen de 2 kerkdiensten door) op de Boulevard ('de Wurft') gaat flaneren met je vrienden of vriendinnen, het de bedoeling is om zo mogelijk een partner aan de haak te slaan (om maar een vissersterm te gebruiken).

In mijn geboorteplaats Veenendaal had je 2 pantoffelparades. De Hoofdstraat ( 'de Stroat') en op het landgoed Prattenburg, bij 'Hannes Hu', waar de belendende bosschages een uitstekende scharrelmogelijkheid boden. Het schijnt dat deze huwelijksmarkt er nog steeds voorkomt. Ik vermoed dat elk dorp of elke stad vroeger en nu zo'n pantoffelparade  had of heeft.

Over de vormgeving van de pantoffel wil ik alleen zeggen dat de keus enorm is: ijsbeerkoppen, rendierkoppen, berenkoppen, bert en erniekoppen, you name it.

De pantoffel is al erg oud. Alle informatie over de pantoffel en alle afleidingen
vindt u hier: pantoffelinfo

Vorige week werd Mister PSV Willie van der Kuylen vereerd met een mooi boek over zijn leven en carrière . Deze topscorer uit vervlogen tijden was een enorme pantoffelheld:  als de bal op Willie gespeeld werd, dan nam hij die bal ongenadig op zijn pantoffel. Hoeveel ballen hij niet op zijn pantoffel nam, niet normaal. In het moderne voetbal sterft het bijna uit: de bal-op-de pantoffel-nemers, mijn pantoffelhelden!



Komenijs - winkelen vroeger


Wel eens gehoord van het woord 'komenij(s)' ? Dan ook niet van komenijswinkel, komenijsvrouw etc.


Uit de Navorscher van 1851:



Uit het etymologisch woordenboek van Jan de Vries uit 1963:


Uit het WNT alle woorden met komenij


Wat is een komenijswinkel?

,,Ik geleidde haar zwijgend tot naar de kleine komenijswinkel’’, schreef Hildebrand in 1839 in de Camera Obscura, ,,waar zij haar kamertje had.’’ En in 1923 schreef Theo Thijssen in Kees de jongen: ,,Hij stak de straat over, en liep regelrecht op de komenijswinkel af, goed lettend op zijn spiegelbeeld in het raam daar.’’
Het zal duidelijk zijn dat een komenijswinkel een soort winkel is, maar wat verkocht men daar? En waar komt het woord komenijs vandaan?
Komenijswinkel is een verouderd woord voor ‘kruidenierswinkel’. Men verkocht er dus allerhande kruidenierswaren. In het Middelnederlands is het woord koopman ook aangetroffen in de vormen coman en comenKomenij moet dus worden gelezen alskoopmannij, dus 'koopmanswinkel'.
Aan het begin van de twintigste eeuw komen komenijswinkel en komenijszaak nog geregeld in kranten voor. Nu helemaal niet meer. Eén oud voorbeeld, uit Het Vaderland van 1931: ,,Wellevendheid en goede manieren zijn de notebalken waarop we ons levenslied laten dansen – maar geen inventaris voor een komenijswinkel.’’  Bron

Verwante verouderde woorden voor soorten winkels uit vroeger tijd: 
de coöperatie, de grutter, de kruidenier, de bonnetterie, de fourniturenzaak,  snuisterijen en galanterieën, comestibles.
Hierover een andere keer in dit taalblog.



donderdag 24 november 2011

Het wemelt hier van de iconen



Mijn persoonlijke woordenboek zegt: Een icoon is iemand waarover een Nederlandse musical gemaakt wordt. Voorbeeld: Toon Hermans, Ramses Shaffy, Hazes, Brood.

Het valt mij op dat in de media sprake is van een icoon-inflatie. Iemand die zijn kop nauwelijks boven het maaiveld heeft gestoken, omdat hij bijv. een aardig potje kon voetballen, wordt algauw een icoon genoemd. Een beetje voetbalclub heeft zijn eigen iconen.

Voor mij zijn de echte iconen mensen als Mandela, moeder Theresa, Martin Luther King, Churchill, Kennedy, Pele,Beckenbauer, Maradonna, Cruijff, Bob Dylan, Elvis Presley, Coppi en Bartali, Mercks, Rod Laver, Bjorn Borg, Boris Becker, Steffi Graf, Bach, Mozart, maar geen Frans Bauer en Jantje Smit.

Het is lastig af te bakenen wie een echte icoon is en wie nep. Elk land, elke kunstsoort, elke sport, elke kerk, elke maatschappij heeft zijn eigen iconen. Daar heeft een mens behoefte aan.

Waren Lenin, Stalin en Hitler ook iconen? Gaat het om prestaties, invloed, moreel gezag, geliefd zijn? Iconen zijn eigen gemaakte goden. De tijd maakt duidelijk wie de blijvertjes zijn. Over wie dikke biografieën verschijnen, dvd-boxen en studies, over wie de geboorte- of stertedag herdacht wordt.

Mijn eerste echte kennismaking met het fenomeen icoon was het bekijken van de (cult)film ‘Andrej Roebljov’ van de regisseur Andrej Tarkovski die gaat over het leven van een iconenschilderende Russische monnik. Een schitterende spektakelfilm uit 1966 in zwart-wit. De oorspronkelijke iconen hebben een religieuze achtergrond: Christus, Maria, de heiligen.

Wat ik wil zeggen is dit: ik zie in Nederland een trend om te pas en te onpas bekende personen een icoon te noemen. Het gaat er in Nederland van wemelen, van de iconen. Straks gaat Ivo Niehe zichzelf ook al een icoon noemen. Dan zijn we ver heen. Laten we een halt toeroepen aan de icoon-inflatie. En populair zijn niet verwarren met heiligheid. Zet de iconengenerator in Hilversum en Aalsmeer maar even stil. Over 25 jaar praten we verder.

woensdag 23 november 2011

Taaltrend: Gaat niet gebeuren



Gaat over zinnetjes waarin het onderwerp ontbreekt.
Klinkt zo lekker doeltreffend.  Zoals:

Gaat niet gebeuren.
Komt niet meer goed.
Gaat goedkomen.

Wat is er mis met het woordje ‘dit’ en ‘dat’?
Gaat een trend worden, dit weglaten van het onderwerp.

zondag 20 november 2011

Dikke mist? Of gewoon dichte?



De radiopresentator sprak van dikke mist die ons te wachten staat volgens de ANWB of het KNMI.
Nu ben ik opgegroeid met dichte mist, dus ik rook taalkundig onraad.

Een Google-onderzoekje leert mij dat de NMI Koninklijk rept van dichte en dikke mist, maar dat zij het officieel houdt op de dichte variant zoals die decennialang mijn oorschelp passeerde.

Het dondert niet echt wanneer de dichte mist dik genoemd wordt. In beide gevallen is het linke soep en zie je geen hand voor ogen. Houd bij dikke of dichte mist ook geen handen voor de ogen, want dan wordt het zicht nog eens extra belemmerd en zie je geen of weinig snars!

vrijdag 18 november 2011

Blieft u een koekje?


                                             Blieft u 1 koekje? Daar zeg ik geen nee op.

Koekjesnamen

Houd u ook zo van een lekker koekje? Een koekje bij de thee, hoe typisch Nederlands. De Nederlandse pioniers exporteerden in 1627 al de cookies naar New York. 

De Hollandse zuinigheid wordt altijd aangetoond met het voorbeeld van de oude Willem Drees die de vertegenwoordiger van Amerika uitnodigde in zijn burgerlijke rijtjeswoning op de Beeklaan in Den Haag en hem vergastte op een kopje thee met een koekje (een Marie-biscuitje volgens de overlevering).  Hier het hele verhaal.


Hier volgen wat bekende koekjes en wat informatie:

Oublie-koekjes

Oublie-koekjes en -hoorns zijn veel gebruikte koekjes om ijs. Ze werden voor het eerst gebakken in Luik aan het einde van de 19e eeuw. De koekjes werden genoemd naar obli's, wat weer afgeleid was van het woord oblata. Oblata en obli waren woorden voor niet-geconsacreerde hosties. Doordat de oorspronkelijke koekjes erg leken op hosties werden ze hiernaar genoemd.

De koekjes werden in Luik geintroduceerd door de vele Italiaanse ijsmakers, die in de loop van de 19e eeuw naar het Noorden trokken

Uit : Reinders, P. : Een coupe speciaal, de wereldgeschiedenis van het consumptie-ijs. Veen, Amsterdam, 1999, 670 blz. 


Kletsmajoors (koekje):

kletsmajoor (kwebbelaar) :

Janhagel (ook als jan hagel gespeld) is een typisch Nederlands soort koekje.
Het is een klein rechthoekig koekje van speculaas met daarop grove suiker en amandelschaafsel.

Jan Hagel was in de Tweede Wereldoorlog ook een scheldnaam voor Landwachters, die waren namelijk bewapend met jachtgeweren.

Het janhagel is een scheldnaam voor het gewone volk, veelvuldig gebezigd door Markies de Canteclaer in deBommelsaga. Ook kapitein Haddock uit "de avonturen van Kuifje" mocht dit woord graag in de mond nemen.
De term "janhagel" bestond al in de 17e eeuw en had waarschijnlijk betrekking op wat we nu "opgefokt" gedrag zouden noemen, van zeelieden.[1]

Jodenkoek

"Jodenkoeken"
Een jodenkoek is een grote, platte koek van zandgebak van zo'n 10 cm in diameter
De originele koeken worden gemaakt in Alkmaar door Davelaar sinds 1883. In 1883 
begon Albert Govers een bakkerijtje aan de Houttil 36 in Alkmaar (achter de Waag). In 
1924 kwam Dirk Davelaar vanuit Zaandam en nam de winkel over. Hij verbouwde de 
winkel en plaatste rond die tijd veel advertenties in de Alkmaarsche Courant. Hierdoor 
werden zijn specialiteit (de jodenkoeken) beroemd binnen, maar ook buiten Alkmaar.
Jodenkoeken worden ook door anderen geproduceerd, onder andere door Lotus 
Bakeries uit Enkhuizen en O'Lacy uit Amsterdam. Hoewel de producten dezelfde naam hebben zijn de koeken wel totaal verschillend.
Sinds de nieuwe spelling van 1996 hebben sommige producenten de naam van het 
product aangepast naar jodenkoek, andere producenten zijn echter de oude naam 
jodekoek blijven gebruiken.

[bewerken]
Volgens Lotus Bakeries is het recept voor deze koeken afkomstig van een Joodse bakker 
uit Amsterdam die in de jaren '20 van de vorige eeuw de koeken verkocht, wat de naam van

deze koeken verklaart. Deze bakker verkocht het recept aan een bakkerscollectief uit
Enkhuizen. Dit is de meest gehoorde verklaring.
Andere bronnen melden dat de naam niets met Joden te maken heeft, maar dat een bakker
met de familienaam 'de Joode' deze koeken bakte.
Dan is er nog een derde verhaal: de koeken zijn groot maar dun. Voor weinig geld kon je
daarom een grote koek presenteren. Veel producten die vroeger goedkoop waren, hebben een
 toevoeging "Joods" gekregen. Er wordt wel beweerd dat dit verwijst naar "gierigheid" van de
Joden, maar veel Joden waren arm en zullen vanwege hun armoede vaak voor goedkopere
producten gekozen hebben.
De naam werd in de jaren zeventig als discriminerend beschouwd. De fabrikant overwoog de naam
te wijzigen, maar is daar niet toe overgegaan. Wel zijn de namen voor de geëxporteerde koeken
aangepast.

De stroopwafel 

In Gouda, vandaar dat dit type koek als Goudse wafel bekend is. Stroopwafels werden 

in die tijd gemaakt van oude koeksnippers, deegresten en stroop en waren daardoor erg 
goedkoop. Ze werden in de 19e eeuw dan ook wel armenkoekengenoemd.[3] Vanaf 1870 
werden de Goudse stroopwafels niet alleen in Gouda, maar ook elders vervaardigd. Ook 
de kruimels van de afgesneden randen en mislukte koeken (ook wel snippers genoemd) 
zijn in zakjes te koop. De Goudse wafels worden ook op straat verkocht. Stroopwafels 
worden ook buiten Nederland gegeten. Ze zijn vaak in supermarkten te koop of in speciale 
winkels. Soms zijn de stroopwafels in het buitenland kleiner en duurder dan in Nederland.

[bewerken]Trivia

  • Sinds 2006 is er stroopwafelijs op de Nederlandse markt.
  • In de Tatort-aflevering Verraten und verkauft werd door Freddy Schenk nadrukkelijk 
  • reclame gemaakt voorHolländische Stroopwaffeltjes.
  • Er is een Rotterdamse band genaamd The Amazing Stroopwafels.
  • In New York worden sinds 2006 mini-stroopwafels verkocht die gedipt zijn in verschillende 
  • soorten chocola, de zogenaamde Dutch Moon Cookies.

De krakeling is een soort koekje. Het wordt vaak als typisch Nederlands beschouwd, 
maar ook inScandinavië is het een bekende zoetigheid.
Het koekje kenmerkt zich door zijn specifieke vorm. Het deeg wordt in een lange sliert
gerold, waarna de uiteinden kruislings teruggeslagen worden naar het midden van de
sliert. De krakeling wordt afgewerkt met een suikerlaagje of grove suiker en eventueel
kaneel.
Een groter formaat van de krakeling wordt vaak geserveerd bij de koffie
op begrafenissen en crematies. De vorm staat dan symbool voor het begin
en het einde van het leven.

Een kletskopje is een heel hard, heel dun en bijzonder knapperig koekje, dat 
voornamelijk uit suikerbestaat.
De vreemde naam van het koekje komt van de bereidingswijze. Kletskopjes kunnen bij
de thee gegeten worden, maar ook in een nagerecht gebruikt worden. Zo kan bijvoorbeeld
in combinatie met bolletjes een aantrekkelijk torentje gemaakt worden (kletskopje / bolletje
ijs / kletskopje / bolletje ijs / kletskopje / torentje slagroom).

Andere betekenissen van kletskop:
  • Iemand die veel en oppervlakkig praat wordt wel als kletskop aangeduid. Dit hoeft 
  • geen onaangename eigenschap te zijn, en kletskop kan dan ook als vriendelijke 
  • aanduiding gebruikt worden.
  • Kletskop is ook de triviale naam van de huidziekte favus, die zich voornamelijk 
  • voordoet op het hoofd bij kinderen. De ontstoken huid lijkt op de tekstuur van het
  •  koekje. De ziekte zou een verwijzing zijn naar de drager (kletskop = klein kind). De ziekte 
  • wordt in Vlaanderen ook kaalkop genoemd, omdat op de plekken geen haar zit. Onduidelijk 
  • of de ziekte naar het koekje, of het koekje naar de ziekte is genoemd.
  • In een aantal Vlaamse dialecten betekent het woord "kletskop" "kaalkop". Het woord 
  • "kletse" betekent dan "kaal".

The Dutch gave us the word for cookie--koeptji or koekje, which means "small cake." 
In 1627, the Dutch introduced holiday cookies to the North American continent through 
their early settlements in the New World. 

Correct Haags - Nederlands: "Marie-Claire, die meneer op Sesamstraat heet Koekjemonster."

Wat zijn Arnhemse meisjes ?